Algemeen

Het goederenrecht maakt deel uit van het vermogensrecht dat de patrimoniale (dit is op geld waardeerbare) subjectieve rechten regelt. De patrimoniale rechten worden ingedeeld in de zakelijke rechten, de vorderingsrechten (zie thema Verbintenissenrecht) en de intellectuele rechten (zie thema Intellectuele rechten).

Zakelijke rechten betreffen de heerschappij die rechtssubjecten rechtstreeks kunnen uitoefenen over rechtsobjecten. In tegenstelling tot rechtssubjecten (zowel natuurlijke personen als rechtspersonen) die een wil kunnen uitdrukken en dus een rechtshandeling kunnen stellen, zijn rechtsobjecten “wil-loos”. Zakelijke rechten verschillen essentieel van vorderingsrechten. Vorderingsrechten (verbintenissen) geven de bevoegdheid aan een rechtssubject om van een ander rechtssubject te eisen om iets te doen, iets niet te doen of iets te geven. Het zijn persoonlijke rechten, want het gaat over rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten. De prestatie die een vorderingsrecht inhoudt, kan ook de levering van een goed zijn, maar daarom hebben we nog niet te maken hebben met een zakelijk recht. Zolang die prestatie niet is uitgevoerd, heeft het rechtssubject nog geen heerschappij op dat goed.

Door bij de definitie van zakelijke rechten de band rechtssubject-rechtsobject aan te halen, benadrukken we in feite de tegenstelbaarheid of het absoluut karakter van zakelijke rechten (in tegenstelling tot de typische relativiteit van verbintenissen of vorderingsrechten). Iedereen moet deze band respecteren. Als je bijvoorbeeld een eigendomsrecht hebt op jouw fiets, dan moet iedereen dat eigendomsrecht respecteren. De dief zal niet alleen (publiekrechtelijk) gestraft kunnen worden, maar zal jou de fiets ook moeten teruggeven (of als dit niet meer kan, de fiets vergoeden), want jouw eigendomsrecht is hem of haar tegenstelbaar, ook al had je niet op voorhand met hem of haar een contract.

In het goederenrecht worden niet alleen de zakelijke rechten bestudeerd. Het goederenrecht omvat ook de studie van de indeling van de goederen, evenals van de oorspronkelijke wijzen van eigendomsverkrijging. Dit goederenrecht wordt geregeld in boek 3 “Goederen” van het nieuw Burgerlijk Wetboek dat in werking trad op 1 september 2021. Dit boek 3 betekent geen breuk met het verleden vermits het hervormd goederenrecht hoofdzakelijk steunt op de ontwikkelingen in de rechtspraak en rechtsleer. De wet bepaalt nu wel uitdrukkelijk dat de partijen kunnen afwijken van de bepalingen van dit boek 3. Het goederenrecht is dus hoofdzakelijk van aanvullend recht, tenzij het om de in het wetboek opgenomen definities gaat of indien de wet het anders bepaalt. Dit laatste is vooral het geval bij het appartementsrecht dat volledig van dwingend recht.